De hel van het Noorden
Van tuin en tijd genoeg voltrekt het wonder zich.
Het landschap scheurt. Een dag knapt uit de kom.
Het land wordt opgepoetst, herschikt, herstreken:
Vlaggen, stemmen. Free-Jazz. Heksenkring en -ketel
smakt elk juk in het volle huis der velden neer.
Het landschap scheurt. Een dag knapt uit de kom.
Niet van de lucht: een vreemde zon die vloeibaar
in de v-vorm van de vogels openvlucht.
Zodat ineens de hel losbreekt, geplaveid als alleen
in verloren gelegde albums een laatste hel kan zijn.
Gezichten wolken op, een karavaan ontstaat uit stof.
Heroïsch! Driemaal heroïsch - engel van modder
en vlees - stottert reeds de eerste renner door de vlakte.
Hakt zich hakkelend een baan doorheen hagen,
gaat door schroot. Metaalbewerker tegen de elementen in,
lijdend aan zichzelf en niets dan zichzelf.
In echo’s. Honderdvoudig gaat met hem de vloek gepaard.
Graag ziet men zichzelf in hem weerspiegeld staan:
Hoe hij de zelfkant zoekt van elke weg, zich doorheen
de werkelijkheid werkt als door een hel en de kroon
van de verbeelding onder de werken van de hemel zet.
Leven wordt een hechter avontuur. Met een vuist
die elk ogenblik als een beslijkte hamer
warme wakken in een droom van lucht kan slaan.
© Paul Rigolle - uit 'De Hel van het Noorden', dichtbundel, Vers, 1982
(P.R. - Zo 10/04/2005)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten